Bijzondere verantwoordelijkheid van een oprichter van een besloten vennootschap

Risico op persoonlijke aansprakelijkheid bij faillissement binnen de drie jaar na oprichting van de besloten vennootschap!

Een van de grote vernieuwingen die de hervorming van het vennootschapsrecht met zich mee bracht is de flexibilisering van de besloten vennootschap (“BV”). Bij de BV is sinds 2019  het startkapitaal immers volledig afgeschaft en vervangen door het zogenaamde ‘aanvangsvermogen’. Dat aanvangsvermogen bij oprichting moet toereikend zijn om de uitoefening van de bedrijvigheid te garanderen voor een periode van minstens twee jaar.

Indien de BV failliet verklaard wordt binnen drie jaar na oprichting en het aanvangsvermogen als ontoereikend wordt gezien kunnen de oprichters door de curator hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden voor de schulden.

Op welke manier valt dit dan te voorkomen? Sinds de hervorming wordt er veel meer belang gehecht aan het opstellen van een realistisch financieel plan waarin de oprichters het vermogen van de vennootschap verantwoorden. Het neerleggen van een financieel plan bij de notaris op het tijdstip van oprichting heeft een dubbel doel. Enerzijds wil de wetgever de oprichters doordacht laten nadenken hoe de vennootschap gefinancierd wordt. Anderzijds wordt aan de hand van het financieel plan bepaald of de oprichters aansprakelijk gesteld kunnen worden bij een faillissement. Daarom is het opstellen en neerleggen van een realistisch financieel plan belangrijk om  oprichtersaansprakelijkheid te voorkomen.

Daarnaast is het ook mogelijk om oprichtersaansprakelijkheid te vermijden door als ‘gewone inschrijver’ opgenomen te worden in de oprichtersakte. Een gewone inschrijver is iemand die een inbreng in geld doet in de vennootschap maar niet als oprichter gezien wordt. Daarom is een gewone inschrijver niet onderworpen aan de  hiervoor beschreven oprichtersaansprakelijkheid. Een voorwaarde die hiervoor wel vervuld moet zijn is dat de aandeelhouders die daadwerkelijk oprichters zijn samen ten minste één derde van de aandelen bezitten. Dit is alleszins dus een te overwegen optie voor mensen die wel willen investeren in een BV maar daarbij geen actieve rol in het beleid/bestuur willen opnemen met alle bijhorende risico’s van dien.

Steven Boeynaems en Jannes Dillen